Titanic

De Carpathia is bekend geworden als het schip dat de 705 mensen oppikte die zich in reddingsboten bevonden in de nacht van 14 op 15 april 1912, nadat de RMS Titanic in aanvaring was gekomen met een ijsberg en vervolgens was gezonken. De Carpathia, die op 11 april 1912 vertrokken was uit New York en op weg was naar Fiume (het tegenwoordige Rijeka), vernam het noodsignaal CQD van de Titanic; rond vier uur 's ochtends kwam de boot op de plek van de ramp, en haalde de overlevenden aan boord waaronder de Belgische Mathilde pede.

De kapitein, Arthur Henry Rostron, werd voor de reddingsactie door de overlevenden geëerd met een zilveren beker en een gouden medaille, die hem werden uitgereikt door Molly Brown. Later mocht hij bij de toenmalige president van de verenigde staten, William taft, op bezoek komen in het Witte Huis en het Congres beloonde hem met de Congressional gold Medal.


Het einde van de Carpathia

In de ochtend van 17 juli 1918 werd de Carpathia om 9.15 uur voor de oostkust van Ierland getorpedeerd door een Duitse U-boot de u-55. De eerste torpedo sloeg in nabij het derde vrachtluik. Een tweede boorde zich in de machinekamer waarbij vijf bemanningsleden het leven verloren. Een kwartier na de eerste inslag, tijdens het evacueren van het schip, raakte een derde torpedo het schip, waarna het om 11.00 uur ten onder ging. Onder de 218 overlevenden bevonden zich allen van de 57 passagiers (36 eersteklas- en 21 derdeklaspassagiers), zij, en de rest van de bemanning werden gered door de HMS Snowdrop. Het wrak werd in 1999 door de Amerikaanse duiker en schrijver Clive Cussler gevonden.